Ruggengraat-bekkenreflex (RBR)
Bij het aanraken van de heup of lage rug, draait de heup aan de betreffende kant in de richting
van de aanraking. Deze reflex is belangrijk bij het overbrengen van bewegingszwaartepunt
van het hoofd naar het bekken en bij het leggen van een verbinding door de ruggengraat.
Deze reflex verhoogt de beweeglijkheid en geeft informatie voor de ontwikkeling later, van
rotatiebewegingen. Daarnaast staat de RBR in verband met het evenwichtsorgaan en de
labyrintvloeistof en brengt hij geluidstrillingen vanuit het labyrint over op het organisme.
Deze reflex wordt opgewekt door aanraking van de onderrug aan weerszijden van de ruggen-
graat en door talloze (geluids-)trillingen die binnenkomen via het oor, of die zich vanuit het
brein door de ruggengraat verplaatsen. Deze trillingen doen reeds in de ruggengraat aanwezige
programmeringen resoneren, wat een invloed heeft op de bloedchemie en de spiertonus in de
rug. De RBR is dus mede bepalend voor een groot deel van de spierspanning in de rug.
Hersenactiviteit die wij gedeeltelijk als gedachten kunnen waarnemen, resoneert via de cerebro-
spinale vloeistof door de hele ruggengraat. Zo heeft deze reflex, net als de Mororeflex, vele
raakvlakken in ons organisme. Een opgewekte RBR kan, net als de Mororeflex, ook een enorme
invloed hebben op de hormonale balans, waardoor allerlei psychische en biochemische klachten
kunnen ontstaan.
Er is altijd wel iets dat deze reflex oproept, een broeksriem, elastiek van ondergoed, een rug-
leuning van een stoel, schurende lakens of dekens in bed en er is altijd ruis in de omgeving.
Veel kinderen met een ongeremde RBR hebben een hekel aan strakke kleren, vooral rond hun
heupen moet het los zitten. Een riem wordt vermeden. Aangezien er altijd wel iets raakt aan
de rug of heupen, kunnen zij doorgaans niet stilzitten. Ze zijn voortdurend in beweging, staan
regelmatig op van tafel of zitten te wiebelen op hun stoel, zijn continu met hun handen of voeten
aan het tikken of trommelen. Het zijn de eeuwig friemelende kinderen, die geen moment rust
hebben. Gekoppeld aan de inwendige impulsen tot bewegen fladdert ook de aandacht heen en
weer. Aangezien dit ook op school gebeurt, gaat dit ten koste van de concentratie en aandacht
bij de leerstof. Men verliest het overzicht of heeft continu het gevoel te veel aan zijn hoofd te
hebben. Dit kan zo heftig zijn, dat men niet meer weet waar te beginnen en nauwelijks nog
tot actie komt of ontwijkgedrag vertoont voor dingen die dienen te gebeuren, bvb. huiswerk of
andere taken.
Een nevenverschijnsel van deze reflex is dat er problemen zijn met de zindelijkheid of dat men
lang blijft bedplassen. Bij een opgewekte RBR, krijgt de blaas nl. door overprikkeling van dit
gebied het signaal om te ontspannen.
Door het willen vastzetten van de rusteloze bewegingen van de onderrug, kunnen de rugspieren
verkrampen. Hierdoor kan iemand zowel een overspannen en verstarde houding in de onderrug
en bekken hebben, als spierzwakte in de rug. Als de onderrug verstard en/of verzwakt is, dan is
het schoudergebied en de middenrug ook belemmerd. Normaalgezien zou de hele ruggengraat
voortdurend soepel moeten kunnen bewegen. Als in dat gebied ergens een stuk wordt vastgezet,
heeft dat automatisch een bewegingsbeperking van de rest van de rug tot gevolg.
Als verkrampingen van bepaalde spieren eenzijdig aan de wervelkolom trekken, wordt deze in
een scheve houding gefixeerd. Dit leidt tot een slechte doorstroming van voedings- en afval-
stoffen in de rug. Als de afvalstoffen zich ophopen ontstaan er verhardingen van bindweefsel en
kraakbeen. Een ongeremde RBR kan dus verregaande gevolgen hebben.
Kenmerken
- Scala een rug- en schoudermalaise (pijn, versleten kraakbeen, scheefstanden, scoliose,
verkrampingen, versleten rug)
- Beknellingen van zenuwen in de rug
- Verkrampte en onbeweeglijke onderrug en bekken door het willen vastzetten van de voort-
durende impuls tot bewegen (of juist spierzwakte)
- Problemen met zwangerschappen en bevallingen
- Bekkeninstabiliteit na de bevalling
- Psychische en biochemische aandoeningen door hormonale disbalans
- Niet stil kunnen zitten, altijd wiebelen, friemelen en draaien op een stoel, voortdurend
op moeten staan, er is altijd iets in beweging (arm, voet, arm, been..)
- Tics
- Een hekel aan strakke kleding, vooral rond de heupen en lage onderrug
- Problemen met luisteren en taal
- Concentratieproblemen, gedachten springen alle kanten op, gebrek aan overzicht, niet
tot actie kunnen komen, ontwijkgedrag vertonen
- Piekeren
- Slecht slapen
- Geen stabiel zwaartepunt ervaren in het bekken